Ook op het water bij het Muntgebouw kon geschaatst worden dit weekend. Ik fietste er gisteren toevallig langs en stopte op de Muntbrug voor een foto, net als veel andere mensen. Het was een bijzonder gezicht, al die schaatsers op die bevroren vaarweg. In de bijna vier jaar dat ik in Utrecht woon had ik dat nog niet gezien. En zoveel mensen bij elkaar, ook dat was lang geleden. Ik voelde een soort enthousiasme opkomen en besloot te gaan kijken.
Op de Muntsluisbrug staan tientallen fietsen geparkeerd. Mensen klimmen over de reling om op de kade te komen, zich met één hand vasthoudend aan de paal met het bordje ‘verboden toegang voor onbevoegden’. Op de kade ouders die kinderen schaatsen onderbinden, veelal kunststof varianten van de Friese doorloper of ijshockeyschaatsen.
‘Zoho, jij bent goed bezig’, zegt een oudere vrouw op die typische overdreven oma-toon tegen een kindje in knalrood skipak. De jongen struikelt en valt voorover in een plas op het ijs. Hij kijkt even naar de kade, dan naar het ijs, dan weer naar de kade. Alsof hij overweegt om te gaan huilen, maar het nog niet zeker weet. Het blijft bij een kort, kreunend geluid en dan staat hij weer op.
Iets verderop liggen jongeren met mutsen en zonnebrillen op te genieten van de zon. Het is ook een prachtige dag. Geen wolkje aan de lucht. In de sneeuw staat een fles Jägermeister, uit een bluetoothboxje dat op een campingstoel staat klinkt Duitse discomuziek. Er komt een jongen aangelopen met een slee onder zijn arm. ‘Voor twee tientjes bij de Ap gehaald’, zegt hij tegen de rest. ‘Echt zieke marketing daar ouwe.’
Wat vorst een cadeau kan zijn
Op het ijs – hobbelig en met veel gleuven, maar dat deert niet – spelen kinderen ijshockey met een platgetrapt blikje. Een groepje twintigers staat bij elkaar in een kring, ene hand in de zak van de zwarte overjas, in de andere een blikje bier. Woonbootbewoners kijken toe vanaf de terrassen van hun boten.
Een man en vrouw schaatsen me voorbij. De vrouw houdt zich vast aan de jas van de man en laat zich giechelend voorttrekken. Even later haal ik ze weer in. Ze zitten op het ijs. De vrouw wrijft met een van pijn vertrokken gezicht over haar knie, de hand van de man rust verontschuldigend op haar schouder.
Schaatsers groeten elkaar en glimlachen. De stemming is opperbest. Wat kan vorst een cadeau zijn. Ik word zelf ook steeds enthousiaster en ren voorzichtig een stukje om vervolgens even te glijden. Om me heen is het een wirwar aan schaatsers. Al die ijzers op het ijs zorgen samen voor een hoog, rondzingend geluid.
Mijn vriendin komt ook en heeft flesjes bier meegenomen. Op de kade wordt het tegen het einde van de middag drukker. Een groepje twintigers heeft een grote speaker meegenomen en speelt op luide toon muziek af. Er wordt gedronken en gedanst en dat trekt steeds meer jongeren. Handen gaan de lucht in, er wordt luidkeels gezongen. ‘Laat de zon in je hart, ze schijnt toch voor iedereen, geniet van het leven, want het duurt nog maar even.’
Het is de jeugd vergeven
De ouders met kinderwagens zijn dan al aan het vertrekken. ‘Volgens mij is er een feestje aan de gang’, zegt een moeder vergoeilijkend tegen een andere moeder. ‘Volgens mij ook.’ Het is de jeugd vergeven.
Wij vertrekken ook en lopen via de Kanaalweg terug. Fietsers slingeren langs ouders met kinderwagens of sleeën en wandelaars. Niemand lijkt zich aan elkaar te ergeren, nog steeds veel lachende gezichten. ‘Let it be, let it be’, zingen de feestende jongeren verderop.
Op de Muntbrug houden we even halt om naar een vrouw op witte kunstschaatsen te kijken. Ze maakt sierlijke sprongen en pirouettes. Vanaf de kant wordt ze aangemoedigd door jolige studenten. Ze schaatst voor het groepje langs en maakt een buiging. De jongens juichen nog harder.
Ja, het is hier overal te druk. Zowel op het ijs, als op de kade, als op de straten eromheen. Maar het maakt me even niets uit. Ik ben blij, euforisch bijna. Al die vrolijke mensen hier, het lijkt wel Koningsdag. Of carnaval, denk ik als ik een man met rood-geel-groene muts zie lopen. Wat heb ik dit allemaal gemist.
Thuisgekomen lees ik dat de politie inmiddels een einde heeft gemaakt aan het feestje bij de Munt. Nog even doorbijten, nog een paar maanden en dan mogen we weer.