Opeens klinkt een doffe knal

Op mooie avonden is het Griftpark een verzameling van sporters, barbecuende blowers, ouders met kinderwagens, daklozen en meerkoeten. Op waterkoude avonden als deze zijn er slechts nog een paar sporters over, wat tieners die verveeld rondhangen bij de skatebaan en een forse vrouw die moeizaam voortbewegend haar hondje uitlaat.

De heuvel is wat sporters naar dit park trekt. Je kunt er tegenop rennen, weer naar beneden, eromheen, weer omhoog. Bovenop de heuvel heb je mooi uitzicht op de stad. Op deze stille avond in het vroegdonker, kijkend naar al die lichten, uitpuffend met je handen in je zij, kun je even het gevoel krijgen dat je aan de zijlijn van het leven staat. Alsof je in een soort wachtkamer zit, om je straks weer in het gedruis te kunnen mengen. Al zal dat gedruis nog wel een aantal maanden op zich laten wachten.

Maar goed, vriend H. en ik zijn twee van de sporters die zich in deze tijd fit proberen te houden in het park. We rennen en maken tussendoor bewegingen met namen als walking lunge en squat. Mijn favoriet is de omgekeerde lunge met Esteban-manoeuvre, waarbij je vanuit een soort knielende houding een schoppende beweging maakt. Voor wie niets met sport heeft moet het er soms vreemd uitzien allemaal.

Ook vanavond zijn we, ondanks de regen, niet de enige sporters. Op het basketbalveldje zijn twee groepjes van twee vrouwen oefeningen aan het doen. Een van de groepjes krijgt opdrachten van een instructrice, die een boxje heeft meegenomen waar opzwepende muziek uit klinkt. Ze doen hun crunches en planks onder het enige afdakje naast het veld. Ik voel er weinig voor om in de nattigheid te liggen en loop naar een hokje iets verderop. Wat ruik ik? Ah, toch nog een blower. Ik groet hem met een hoofdknik. De jongen begint te hoesten. Ik loop weer terug.

Opeens klinkt naast het veldje een doffe knal. Iedereen schrikt op. Een grote vlam komt boven een muurtje uit. Drie pubers staan onnozel lachend te kijken van een afstandje. H. zegt er wat van. ‘Jongens, wat doen jullie nou? Vinden jullie dit normaal? Gaan jullie het uitmaken of moet ik de politie bellen?’ Een van de pubers blijft staan. Hij lijkt geschrokken en kijkt naar de grond. ‘Doe je dit thuis ook?’, vraagt H. ‘Nee meneer’, zegt de jongen.

De pubers blijken een fles met een of andere brandbare vloeistof in brand te hebben gezet. ‘Doen ze vaker hier’, zegt de instructrice, die er ook bij is komen staan. ‘Sukkels.’ Een van de sportende vrouwen gooit haar flesje water over het vuur leeg, maar het dooft nauwelijks. Gevaar op verspreiding is er ook niet, dus we laten het verder voor wat het is.

Als we even later weer richting huis gaan staan de pubers om de hoek. ‘Tot ziens, fijne avond nog’, zegt een van hen tegen ons, gevolgd door een gemompelde verwensing met een ernstige ziekte.

Door Mark Voortman

Op mijn blog schrijf ik vooral over plekken en mensen in Utrecht. Het idee is dat zo geleidelijk een portret van de stad ontstaat. In het dagelijks leven werk ik als redacteur bij de NOS.