Het is een lome zomerochtend en in de kapsalon aan de Kanaalstraat maakt niemand zich deze woensdag druk. De oudste van de twee Turkse broers die deze zaak runnen – eind twintig en begin dertig schat ik ze – is bezig met een klant. Hij scheert nonchalant zijn baardlijn strak. De jongere broer, hip rond brilletje, hangt bij de kassa en kijkt op zijn telefoon. Er klinkt ontspannen Franstalige rapmuziek met een flinke dosis stemvervorming.
Kapsalon, schreef ik, maar eigenlijk is het een barbershop, wat in grote lijnen inhoudt dat er vooral mannen met baarden komen en dat er dierenschedels met hoorns aan de muren hangen. En zwart-witfoto’s van Muhammad Ali en Elvis. Ouderwetse kappersstoelen, ladekastjes, industriële lampen, een koffieapparaat en een grote leren bank om op je beurt te wachten.
In het geval van deze salon ook nog een systeemplafond, wat eigenlijk niet in het plaatje past, maar deze plek tegelijkertijd z’n charme geeft.
‘Die verdachten zijn een Pool en een Rotterdammer’, zegt de jongere broer terwijl hij zijn telefoon weglegt.
‘Is eigenlijk al bekend of hij nog leeft of in coma ligt ofzo?’, vraagt de oudere.
‘Ik denk in coma’, zegt de klant, een studentikoze jongen met een zijscheiding.
‘Dan heeft hij nog wel kans om te overleven. In Turkije was zo’n filmster in z’n hoofd geschoten en die lag een tijdje in coma maar hij heeft het overleefd.’
‘Wauw’, zegt de student.
‘Met een AK47 hè?! Ik snap trouwens niet dat sommige mensen gisteren gefilmd hebben dat-ie daar op straat lag. Echt een beetje onmenselijk. Ik zou dat nooit doen denk ik… Heb jij filmpje gezien?’
‘Ja.’
‘Ja ik ook.’
Het belletje boven de deur rinkelt. Er komt een jongen met een petje en een schoudertasje binnen. De jongere kapper kijkt hem via de spiegel aan. ‘Hey man, had je afspraak?’
‘Ja man.’
‘Oké man.’
De jongen gaat op de bank zitten, haalt z’n neus op en duikt in zijn telefoon.
‘Ga je nog op vakantie?’, vraagt de oudere broer aan de student.
‘Ja, naar Zuid-Frankrijk.’
‘Al jullie tattas gaan altijd naar Frankrijk, Spanje of Italië. Iets anders hoor ik niet.’
‘Italië ga ik ook nog heen. Maar dat is voor een bruiloft. Een vriend van mij gaat daar trouwen.’
‘Hoezo in Italië man? Dan kan niet eens iedereen komen. Als je niet zoveel geld hebt of gezin met kleine kinderen kun je helemaal niet heen, of ooms en tantes die al wat ouder zijn.’
‘Oh die komen ook allemaal niet denk ik.’
‘Ik ga altijd naar Turkije op vakantie. Bodrum. Maar daar heb ik alsnog het gevoel dat ik in Nederland ben. Al die Turkse jongens daar praten Nederlands met elkaar.’
‘Echt?’
‘Ja soms omdat ze niet zo goed Turks kunnen, maar de meesten om interessant te doen weetjewel?’
De knipbeurt zit erop en na een goedkeurende blik in de spiegel rekent de student af. Ik stel mij voor hoe het hier zo de hele dag een beetje doorloopt met klanten en gesprekjes. Het heeft allemaal een soort ontspannende vrijblijvendheid. Een bepaalde tijdelijkheid die je ook kan ervaren bij tankstations en in de kroeg – in gesprek met een barman die je niet kent. Tevreden stap ik na mijn scheerbeurt de ochtendzon weer in, terwijl de kappers intussen zijn begonnen aan een discussie over de huizenmarkt.