Het einde van Engelenburgh, kroeg van een uitstervend soort

In Hoograven, net voorbij het hippe Rotsoord, zit sinds jaar en dag Café Engelenburgh. Begin jaren tachtig was het een drukte van jewelste in de bruine kroeg. Werklozen stonden al vroeg op de stoep voor hun eerste biertje, tussen de middag aten werklui hun uitsmijter bij de sigarettenautomaat omdat alle tafels bezet waren en ‘s nacht gingen studenten door tot het weer licht werd. Dertig vaten bier per week gingen er doorheen.

Uitbater: Joop van Maurik, oud-verwarmingsmonteur maar vooral -voetballer en publiekslieveling van FC Utrecht. Een keiharde spits die in de jaren zeventig met zijn twee meter en ruim honderd kilo gevreesd werd door verdedigers als Johan Derksen en Rinus Israel en keeper Piet Schrijvers. ‘Ik schop je hartstikke dood’, beet hij zijn tegenstanders vaak voor de aftrap toe in onvervalst Uteregs. ‘Jopie, Jopie, boor ze in de grond’, werd hij vanaf de Bunnikzijde toegezongen door de fanatieke aanhang.

Veertig jaar nadat hij stopte met voetballen en Café Engelenburgh overnam, zijn de gloriedagen van de kroeg voorbij. Wie er voor corona nog weleens kwam zag dezelfde gezichten als in de begintijd, alleen ouder geworden. Joops boezemvrienden Niels en Pollie, of de schilder die altijd na het werk kwam omdat hij anders ook maar alleen thuis zat. Hij was er 362 dagen per jaar, alleen op Tweede Pinksterdag, Tweede Paasdag en Tweede Kerstdag niet want dan was de kroeg gesloten.

Iedereen zat op een vaste plek en dat is hoe de bezoekers het graag hadden. Als iemand een paar dagen niet was geweest, werd-ie opgebeld: waar ben je pik? Je moest elkaar een beetje in de gaten houden, zeker op deze leeftijd.

Aan het hoofd van de stamtafel zat altijd Joop, onderuitgezakt voetbal kijkend op tv, de sigarendoos met FC Utrecht-logo – door zijn dochter gemaakt – binnen handbereik. Het rookverbod is nooit echt nageleefd in de kroeg, waar voor zover bekend ook geen enkele keer een controleur geweest is, vermoedelijk omdat je niet echt kon zien of het café open was. Er brandde behalve de kerstlampjes boven de bar en wat kaarsen op tafels nauwelijks licht en de gordijnen waren altijd gesloten. De rode Heineken-neonletters buiten boven de deur stonden nooit aan.

Ook afgelopen weekend moest ik nog een keer goed kijken. Toen ik door de stoffige ruiten heen wat zag bewegen, ging ik naar binnen. Café Engelenburgh is sinds kort op vrijdag en zaterdag een aantal uur open als kringloopwinkel. Joop, inmiddels 75 jaar, vindt het mooi geweest en heeft zijn zaak te koop gezet. Ook de hele inboedel mag weg. 

Hij zit op zijn vaste plek aan de stamtafel, zijn grijze haren achterover gekamd. Er staat muziek aan, Franklin Brown en Maxim zingen ”t was als de eerste keer’. Naast Joop zit de barvrouw, achterin de vijftig, haar geblondeerde haar is bovenop kort en van achteren lang. Ze heeft een spleetje tussen haar voortanden. 

Joop vertelt aan twee bezoekers die een paar oude schaatsen willen kopen dat hij de noren al sinds zijn achtste heeft. ‘Die had ik toen een keer om mijn nek hangen. Begon ik ineens heel hard te huilen. Vroeg zo’n man: wat is er jochie? Ik zeg: ik ben m’n schaatsen kwijt. Zegt die man: kijk eens om je nek.’ Iedereen ligt in een deuk. De lach van de barvrouw verraadt minimaal dertig jaar Javaanse Jongens driekwart.

Ik struin een beetje door de kroeg. Op tafels langs de muren ligt de inboedel uitgestald: Perzische tafelkleedjes, asbakken, tegeltjes met wijsheden. Er staat een oude piano, plakkerig door de nicotineaanslag. Aan het plafond hangen blaasinstrumenten, achter de bar wijnflessen onder een dikke laag stof en een cd-wisselaar.

Ik koop een tekening van de Utrechtse binnenstad van Anton Pieck in een vergeelde lijst. ‘Vijf euro’, zegt de barvrouw. Ze vindt het jammer dat het op deze manier eindigt allemaal. ‘We hadden liever nog een mooi eindfeest gegeven voor alle stamgasten. Maar ja.’

Joop maakt het niet zoveel meer uit, zegt-ie, hij trekt straks bij zijn vriendin Corrie in, gaat kaarten met vrienden en verder een beetje tv-kijken en puzzelen. De stamgasten zal hij vast gaan missen, maar misschien zoekt hij ze nog weleens op in de kroeg waar zij straks naartoe zullen gaan.

In een stad die constant in beweging is, was Engelenburgh een plek waar de tijd stilstond. Een plek ook met een belangrijke sociale functie. Dat baken gaat nu dus verdwijnen, maar er is hoop: het schijnt dat er een geïnteresseerde is die de kroeg zoveel mogelijk in de huidige staat wil voortzetten. Met de gordijnen open, dat waarschijnlijk wel.

Door Mark Voortman

Op mijn blog schrijf ik vooral over plekken en mensen in Utrecht. Het idee is dat zo geleidelijk een portret van de stad ontstaat. In het dagelijks leven werk ik als redacteur bij de NOS.

2 reacties

  1. Hartstikke leuk stukkies. Die bezoekers waren wij. Boezemvriend Niels en vrouw haha

Reacties zijn gesloten.